Frisdrank is het in 1956 door reclamemaker Dick Schiferli bedachte woord voor koolzuurhoudende limonade. Het wordt ook wel priklimonade of prik genoemd. In ruimere zin worden, volgens de Nederlandse Warenwet, ook niet-koolzuurhoudende limonades, sportdranken en energiedranken tot de frisdranken gerekend. Een typische frisdrank bestaat uit koolzuurhoudend water, waaraan suiker, aroma's (of echte vruchtenextracten) en eventueel andere hulpstoffen zijn toegevoegd. In de zeventiende eeuw werden in Italië al gesuikerde vruchtendrankjes, 'limoenades', genuttigd. Oorspronkelijk werden de drankjes genoemd naar de vrucht waarvan zij waren afgeleid: naast de limoenade bestond er orangeade (van sinaasappelen, in het Frans oranges) en grenadine (van granaatappelen, in het Frans grenades). Langzamerhand werd limonade de overkoepelende naam. In 1676, verkreeg de Compagnie de Limonadiers in Parijs het alleenrecht op limonadeverkoop.
De Schotse chemicus Joseph Black ontdekte koolzuurgas in het begin van de jaren 1750. De Engelse scheikundige Joseph Priestley bedacht rond 1770 een methode koolzuurgas aan water toe te voegen. De Zweed Tobern Bergman probeerde rond diezelfde tijd de vermeende genezende werking van natuurlijk bronwater te imiteren door behalve koolzuur mineralen aan water toe te voegen.
De in Zwitersland wonende jood Jacob Schweppe patenteerde in 1973 een eigen methode om water van koolzuur te voorzien. Omdat het water vooral in Engeland populair bleek, begon Schweppe in 1798 onder de naam Schweppes & Co een eigen mineraalwaterfabriek in dat land. Het product werd soda water genoemd.
Eerst wordt de siroop bereid. De suiker wordt opgelost in water. Dan wordt het vruchtensap en geur- en smaakstoffen erin gedaan. In Cola wordt een deel van de colanoot erin gedaan. Daarna wordt de siroop gemengd met het water. Dat kan gewoon gezuiverd water zijn, maar bijvoorbeeld ook bronwater. Dan wordt er koolzuur in gedaan.
Dan wordt de frisdrank gebotteld (in flessen gedaan.) Dit gebeurt met een machine, een lopende band. Hierbij wordt bij de flessen, die uit de winkel komen, de dop eraf gehaald en worden ze schoongemaakt en omgespoeld. Ook gaan de flessen nog langs een machine die we de 'sniffer' noemen. Hier wordt door de machine geroken of er geen vieze stoffen in de fles bewaard zijn, zoals bijv. terpentine, benzine. Deze 'vieze' flessen worden eruit gehaald en niet gebruikt. Daarna worden de flessen in de vulmachine gevuld, soms wel 40.000 per uur. Hierna draait de sluiter de doppen erop en wordt er door een andere machine nog gecontroleerd of de flessen goed zijn gevuld.
De bekendste frisdrank die we kennen is Cola en werd eind 19e eeuw uitgevonden. Daarna hebben sommige mensen cola op hun eigen manier nagemaakt (denk aan Pepsi en huismerkcola).
Dr John Pemberton werkte bij een slechtlopende drogist in Atlanta (Amerika). Hij maakte een hoestdrankje, het hielp niet maar was wel lekker, want soms verkocht hij wel 13 glazen per dag! Samen met Frank Robinson ging hij het drankje verkopen. Deze bedacht ook een naam voor het drankje: Coca-Cola. 4 jaar later gaan ze het drankje bottelen (in de fles doen) om het in de winkels te gaan verkopen. In 1928 werd Coca-Cola voor het eerst in Nederland verkocht tijdens de Olympische Spelen. Later werd het ook in Nederland gemaakt. Tegenwoordig is het drankje in 200 landen te verkrijgen.